Volgens voorspellingen van de Wereldbank zal tegen 2050 ongeveer vier miljard ton afval worden geproduceerd — bijna 60 procent meer dan vandaag. Het leeuwendeel komt voor rekening van de geïndustrialiseerde landen. Daar produceert geen enkele sector meer afval dan de bouwsector. Het is ook een van de meest materiaalintensieve economische sectoren in Duitsland.
Bij renovatie- of sloopwerkzaamheden belanden materialen zoals beton, gips of grind meestal op de stortplaats, hoewel ze dringend nodig zijn voor nieuwbouwprojecten en duur worden betaald. De overgang naar een circulaire economie moet hier een einde aan maken.
De zogenaamde materiaalcyclus van onze industriële samenleving is nog steeds ontworpen als een straat met eenrichtingsverkeer. Metalen, brandstoffen, hout, mineralen — grondstoffen worden gewonnen, verwerkt, verkocht, gebruikt en uiteindelijk verwijderd. Afvalbeheer wordt daarom downcycling en cradle-to-grave genoemd. Daarentegen is er het cradle-to-cradle-principe, in het Duits „van wieg tot wieg”. Daarom moeten alle materialen en structuren zo worden ontworpen dat ze ofwel volledig biologisch afbreekbaar zijn, ofwel in technische cycli van constante kwaliteit circuleren. Om dit te laten werken, moeten de componenten vrij zijn van verontreinigende stoffen en kunnen ze per type worden gescheiden. Naadloze recycling mislukt vaak omdat je niet weet welke materialen zich in gebouwen bevinden en hoe slim ontwerp al vanaf het begin CO creëert2-Bespaar emissies en primair materiaal. Materiaalcertificaten, die alle componenten en ontwerpen tot in het kleinste detail documenteren, bieden volledige transparantie. Het milieuadviesinstituut EPEA, een dochteronderneming van bouw- en vastgoedadviseur Drees & Sommer SE, ontwerpt dergelijke materiaalcertificaten voor alle soorten gebouwen.
Sinds enkele jaren geeft EPEA materiaalcertificaten uit voor gebouwen onder de naam „Circularity Passport® - Buildings”. Ze worden gebruikt om de staat van de constructie te documenteren, maar zijn ook een belangrijk hulpmiddel om gebouwen te optimaliseren op basis van meetbare kenmerken. De certificaten scoren hoog, bijvoorbeeld wanneer materialen afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen, zoals hernieuwbare grondstoffen, of wanneer ze al als secundaire grondstof in de bouw zijn gebruikt en nu een volgend leven krijgen. Aan de andere kant zijn er aftrekposten voor producten die onlosmakelijk met elkaar zijn versmolten. Het materiaalcertificaat dient daarom ook als planningsinstrument en ontwikkelt zijn volledige potentieel wanneer het al in de ontwerpfase wordt gebruikt. Wie als gebouweigenaar vandaag al zo'n digitaal bouwmaterialencertificaat opstelt, zoals de federale minister van Bouw Klara Geywitz eist voor deze zittingsperiode, anticipeert op de toekomst. Omdat de geplande regelgeving in Europa en Duitsland de industrie vroeg of laat zal dwingen om materialen te recyclen - en om een gebouw te gebruiken als grondstofmagazijn voor nieuwe gebouwen wanneer het wordt gesloopt.
Voor Pascal Keppler, Head of Digital Services bij EPEA, zijn de categorieën die een materiaalcertificaat voor een onroerend goed zeker moet omvatten: CO2-Evaluatie van de voetafdruk/levenscyclus, materiaalsoorten en -hoeveelheden, aandeel materiaal afkomstig van hernieuwbare of gerecycleerde bronnen, gehalte aan verontreinigende stoffen, recycleerbaarheid, scheidbaarheid van materialen en demontage van componenten. Als circulaire specialist heeft Keppler een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de hulpbronnenpassen voor EPEA. Een belangrijk resultaat van de evaluatie: massieve componenten zoals gewapend beton hebben de meeste invloed op het totale resultaat in de hulpbronnenpas. Bouwers die in hun bouwproject afhankelijk zijn van RC-aggregaat, recyclebare constructie, CO2-laag cementgehalte, wapeningsstaal of hernieuwbare CO2-Gebruik opslagmaterialen zoals hout om zeer goede resultaten te behalen bij de materiaaldoorvoer. Tegelijkertijd garanderen alternatieve ondersteunende structuren geen goede waarden in het materiaalcertificaat. Om dit te bereiken moeten ook producten worden geselecteerd van fabrikanten met een hoge materiaalgezondheid en recycleerbaarheid. Optimalisatie op basis van het pure materiaaltype is hier niet voldoende.
Auteur: Pascal Keppler, toonaangevende consultant bij EPEA, onderdeel van Drees & Sommer SE